Teodora werd bij haar geboorte achtergelaten in een Roemeens ziekenhuis. Ze groeide op in weeshuizen en instellingen. Toen haar weg toch die van haar moeder kruiste, werd ze systematisch mishandeld. Op haar 18de leefde ze op straat, waar ze een lid van de Emmaüsgemeenschap ontmoette. Die hielp haar om werk te vinden. Ze verliet uiteindelijk haar geboorteland om in Frankrijk te gaan wonen en daar zwanger te raken. Na een leven vol geweld sloot de jonge mama definitief aan bij de Emmaüsgemeenschap. Haar kind genoot er bescherming en zij werd verantwoordelijke van de winkel voor speelgoed en vaatwerk in Pantin.
Een deel van de opbrengst uit de verkoop van de foto’s wordt na het einde van de tentoonstelling aan Emmaüs geschonken.